“Hoi schoonheid,” zegt een fruitige jongeman tegen zijn vrouwelijke collega. Hij neemt het van haar over. Ik sta bij de drive-in van de bouwmarkt die opvalt vanwege de gewaagde kleurencombi. Zuurstokroze en getemperd oranje: je zou een overdekte kermis verwachten. Maar dat is het niet. Wel is het entertainmentgehalte van deze bouwmarkt hoog.

Omdat ik te voet wil winkelen moet ik de reguliere ingang hebben, ruim honderd meter verderop. Ik passeer een snackkeet. De met rode saus bespoten worsten en frikandellen doen me watertanden. Zal ik? Nee, eerst die paal voor de klimroos scoren. 

Ik loop de winkel in en zie een tevreden lachende pensionado een duim opsteken naar iemand van het personeel. Ik neurie mee met een popdeun en kijk over mijn schouder naar twee kassières die elkaar enthousiast zwaaiend begroeten. Veel personeel, er is topdrukte op komst. 

Kooplustig wandel ik door de brede gangen en laat me afleiden door chauffeurs die hun zoemende heftrucks er behoedzaam doorheen manoeuvreren. Ze wachten geduldig als er een klant oversteekt. Een personeelslid verzacht met een mantra van tips de keuzestress van een oudere man die de juiste lamp zoekt uit het meter­s­lange aanbod. Traag stappend en hangend op haar grote winkelkar waarin een potplant staat, vergaapt een vrouw zich aan de enormiteit van de winkel. Ik begrijp haar.

De jongen van de lijstenafdeling verwijst me voor mijn paal naar de afdeling tuin. Zeven bij zeven, twee meter zeventig lang, vers hout, dus zwaar. Met dit gevaarte op mijn schouder begeef ik me richting kassa. Voorzichtig loop ik langs de twaalf meter lange vissenflat. Ruim veertig tot driehoog gestapelde aquariums. Een meisje op een trapje volgt met haar vinger de visjes in een appartement op de bovenste verdieping. 

Bij de diervoeders haal ik de paal even van mijn schouder en zet deze rechtovereind naast me neer. “U lijkt wel een ridder,” zegt het meisje van de visjes. Ze schiet met een handje in een bak met appetijtelijke hondensnacks. Vader grijpt in. Ik leg de lans weer op mijn schouder.

“Je moet niet zomaar een konijn kopen,” zegt een vrouw die een platte winkelkar voortduwt. “Daar moet je goed over nadenken.” Haar zoontje in Spidermanoutfit denkt goed na terwijl hij balanceert op twee zakken grind op de kar. “Mama,” zegt hij enige tellen later, “ik heb erover nagedacht…”

Opgewekt en een paar euro lichter verlaat ik de winkel. De paal balanceert op mijn schouder, mijn handen appen een berichtje aan het thuisfront: “Ik vraag me af hoe ik het gevaarte in de Nissan Pixo krijg.”  

Edwin Timmers