Geïnteresseerd in wereldnieuws en verzot op regionaal nieuws besteed ik elke avond 45 minuten aan mijn ochtendkrant. Een persoonlijk ritueeltje inclusief versnapering.

Mijn ruime aandacht voor de regionale krant is volledig op haar plaats, met name vanwege de interessante mix :) in de bericht­gevingen. Een sterk punt van het Brabants Dagblad vind ik de onderbouwingen in haar achtergrondartikelen waaronder het raadplegen van deskundigen. Voor zaken in ons vakgebied vragen ze doorgaans de mening van retailexpert dhr. Cor
Molenaar.

Persoonlijk ken ik de beste man niet maar ongetwijfeld is het een autoriteit van allure, vooral bekend van zijn verduidelijkende analyses, objectieve visie, kennis en kunde. Niettegenstaande deze vaststelling bemerk ik soms een hevig spanningsveld tussen de beschouwing van de professor en de beleving van de praktijkman. In het verleden heb ik meermaals citaten langs zien komen welke niet rijmen met mijn eigen denkwereld(je).

Voorbeeld 1:
In een artikel over de winkelleegstand in Veghel oordeelde dhr. Molenaar dat een gebrek aan sfeer de allesbepalende oorzaak was. Indachtig de kwestie oorzaak en gevolg vond ik zijn oplossing veel te simpel, zijnde het winkelgebied voorzien van sfeerverlichting, geurtjes en achtergrondmuziek.

Voorbeeld 2:
In een artikel over de omvallende warenhuizen en modeketens concludeerde dhr. Molenaar dat de betreffende ketens te laat zijn geweest met online-activiteiten. Alsof een goede webshop de redding geweest zou zijn voor DA, Phone House, McGregor, Harense Smid, Schoenenreus en zestig andere ketens.

Voorbeeld 3:
Van recente datum is een twee-pagina-artikel in het Brabants Dagblad over discountketen van Cranenbroek. Dit familiebedrijf exploiteert vijf uit de kluiten gewassen winkels welke zijn gesitueerd op bedrijventerreinen in Brabant, Limburg en Vlaanderen. Het assortiment bestaat in hoofdzaak uit gereedschap, machines, (werk)kleding, tuinmeubels, diervoeding en 100.000 (niet)verwante artikelen.  
In dit artikel erkent dhr. Molenaar persoonlijk geen concreet beeld te hebben van de winkels of van de organisatie maar waagt zich wel aan twee opmerkelijke uitspraken:

Zijn bijdrage: “branchevervaging zie je steeds meer bij bouwmarkten; consumenten vinden dat aantrekkelijk” is gedateerd. In mijn waarneming zie ik bij Gamma steeds minder biljarttafels en waspoeder. Effe bij de les blijven Corrie.

Zijn bijdrage: “onzin dat gemeenten tegen megastores (hectare) en discounters op het industrieterrein zijn. Winkeliers in binnensteden moeten zorgen dat ze onderscheidend zijn” is meer dan tenenkrommend. In feite stelt dhr. Molenaar dat iedereen ongelimiteerd en onbeperkt detailhandel moet kunnen exploiteren op industrieterreinen en in polders.  
Het alsdan onvermijdelijke failliet van binnensteden valt in de categorie eigen schuld dikke bult.
 
In het geval dat Molenaar’s mening wet zou worden, breken rustige tijden aan voor onderzoekbureaus op het gebied van ruimtelijke ordening. Immers worden gebiedsvisies overbodig, evenals structuurvisies en Distributie Planologische Onderzoeken.  Brancheringscommissies en gebiedscoördinatoren kunnen op zoek naar een nieuwe uitdaging en termen als overbewinkeling kunnen uit de Dikke. Bijkomend voordeel of nadeel: vertragingen bij nieuwe Hornbachs zijn voorgoed verleden tijd.

Dit alles omdat mededingers moeten zorgen dat ze onderscheidend zijn.

Het is zeer de vraag of het achterwege laten van locatieonderzoeken en vestigingsplaatsbeleid (restricties) door overheden een zinvolle ontwikkeling is. De kans dat de retailexpert hiervoor de handen op elkaar krijgt, acht ik klein. Omgekeerd zal hij zonder twijfel mijn standpunt delen dat de spelregels voor van Cranenbroek gelijk moeten zijn aan ieder ander.

Ad Geerts
Ondernemer